Maar eerlijk: eigenlijk leek dit natuurlijk nergens op. Maar wat ik anders verwacht had? Volgens mij tegen beter weten in dat ik wel een 38’er zou lopen. De vorm voor de carnaval was daar natuurlijk ook naar: de tempo’s op de baan gingen weer makkelijk en als vanouds, de Hulsbeekcross was gewoon goed. En toen werd het carnaval. Te veel drank, weinig slaap en daarna: totaal geen zin meer om het trainingsregime weer op te pakken. In de praktijk betekende dit dat mijn laatste training voor deze derde Woolderesloop de donderdag voor carnaval plaats had. Daarna heb ik niet meer gelopen.
Een week na de carnaval waagde ik mij weer aan mijn eerste training. Zou dat in het verleden lopen zijn, fietsen wellicht, dit keer was het zwemmen. Die sport vind ik steeds leuker en gaat me ook steeds beter af. Een dag later pakte ik de mountainbike en deed de Bentheimer Waldtocht, een schitterende toertocht vanuit Losser die grotendeels over de grens gaat. Met heen en terug kwam ik aan 100 kilometer. En het ging makkelijk, hard en goed (inclusief de heen en terugweg vanuit Hengelo naar Losser legde ik de 100 kilometer binnen de 4 uur af). Dus conditioneel zat het nog wel snor. Alleen dat lopen… Daar durfde ik me nog niet aan te wagen.
Maar met mijn laatst gelopen race op het Hulsbeek in het achterhoofd begon ik die derde Woolderesloop toch maar voortvarend. Gewoon, kijken waar het schip strand. En niet op tussentijden letten. Nou, dat was dus na ongeveer 1500 meter. De benen begonnen zeer te doen en erg veel trek om in datzelfde tempo door te lopen had ik niet. Enkele meters achter mij een grote groep waar ik niet van weg loop. Kortom: niet al te motiverend. Ik besluit nog even door te trekken tot kilometer twee. Daar kan ik eventueel stoppen en binnendoor terug naar de finish.
Bij dat twee kilometerpunt zie ik dat ik 7’43” onderweg was. Ik kan drie dingen doen: a) stoppen, b) rustig uitlopen als duurloop, of c) er een intervaltraining van maken. Ik besluit het laatste te doen. Ik dribbel rustig 500 meter door en gooi dan het tempo weer omhoog voor de volgende 2 kilometer. Mensen die me wilden inhalen zien me ineens versnellen, ik haal weer een voorgaand groepje in en ga er weer voorbij. Eigenaardige loopstrategie voor de buitenwacht, maar dit is de enige manier voor mij om nog een beetje zinvolle invulling te geven aan deze wedstrijd.
Dit herhaal ik dus enkele keren en loop zo vier redelijk rappe twee kilometers, met tussendoor steeds 500 meter rustig dribbelen. Ondanks de harde wind worden er toch wel redelijke tijden gelopen, ik zie eindtijden van mensen die mij sterken in de gedachten dat een lage 38’er toch echt wel weer moet lukken. Maar dan moet ik dus wel blijven trainen, het gaat niet vanzelf. En met de eindtijd van 41’44” ben ik, gezien de manier waarop, zeer tevreden.
Daarna was er gelukkig nog tijd om even gezellig met het gezin te wandelen bij het Lonnekermeer.