Het crosscircuit van het Oosten. Een keer eerder deed ik er aan mee, maar maakte toen de reeks niet af. Dat was in 2008-2009. Daarna liet ik de crossen steeds meer links liggen, maar waarom eigenlijk? Crossen zijn leuk, je wordt er sterker van en voor mij is het een mooie stok achter de deur om in de winter door te trainen. Want de motivatie om te gaan lopen als het kouder wordt is de laatste jaren steeds minder geworden. Het moet vooral leuk zijn.
Mooi op tijd begin ik met inlopen. In trainingspak, een week eerder was het nog snijdend koud en stond half Nederland op de schaats. Nu: mooi lenteweer, een zonnetje en een temperatuur die oploopt richting 13º-15ºC. Al tijdens het inlopen breekt het zweet me uit. Wat warm. Ik besluit dan ook maar niet te gek te starten. Wel hoop ik lekker constant te lopen, net als in november. Alleen schat ik mezelf nu wel wat beter in, dus waar ik toen rondjes 11’20” liep en uiteindelijk op 45’29” uit kwam hoop ik nu rondjes 11’00” te kunnen lopen. Een eindtijd van 44’00” is dus het doel.
Die eerste ronde loop ik dan heel gedecideerd. Niet te gek, lekker op reserve. Flink wat mensen geven meteen al gas en verslikken zich denk ik in de zwaarte van het parcours en de warmte. Zo hobbel ik lekker mee in het veld en al na een kilometer begin in de eerste mensen weer in te halen. Die gaat overigens met 4’03” nog best aardig rap, gezien het hoogteverschil. De eerste keer via de trap gaat ook moeiteloos en zo leg ik de eerste ronde tot mijn grote verrassing af in 10’43”. Eigenlijk wat te hard dus.
Daarom besluit ik in de tweede ronde iets gas terug te nemen. Ik wil na twee ronden doorkomen in 22’00” en daarna weer versnellen. In het begin van de tweede ronde haal ik dan Arne Wessels in, enkele jaren geleden liepen we ongeveer hetzelfde niveau maar dat was deze winter anders: hij zat ver voor mij in andere crossen. Hij zal zijn dag wel niet hebben, of wellicht ziek geweest. Het is erop en erover en daarvoor houd ik een groepje van een viertal lopers in de gaten, met o.a. Dirk Hoekman, Hans Jansen, Dennis Samar en Robert Krikke. Ik loop er langzaam naar toe, maar heb niet de indruk dat ik nou versnel. Dat blijkt ook, want de doorkomst halverwege is 21’55”. Rondje 11’12”. Precies zoals gepland, en ik maak mij op om de laatste twee ronden te versnellen en naar dat groepje toe te lopen.
Ongeveer 500 meter in de derde ronde, aan het eind van het heen-en-weer stuk, staan echter drie paaltjes waar afzetlint doorheen is getrokken. Ik snij het laatste paaltje kort aan om de ideale lijn te pakken en daarna goed de bocht naar links te pakken, de zandkuil in. Het aansnijden doe ik iets te enthousiast en iets te letterlik: het stalen oog waar het lint doorzit steekt uit naar buiten en mijn broek blijft er achter haken. Aangezien ik daar ongeveer 16 km/h loop wordt de stof van de G-Skin broek meteen op zijn elasticiteit getest. Na een halve meter vindt de stof het genoeg en geeft het op. Een flinke lap stof hangt nu langs mijn been naar beneden. Ik vloek een keer en zie dat ook mijn been er niet ongeschonden vanaf is gekomen: een flinke snee, waar nu het bloed uit loopt. Maar ik voel er weinig van, redelijk oppervlakkig schat ik zo in.
Ik besluit door te lopen, maar de echte drive is er wel van af nu. Ook de warmte begin ik nu ineens in toenemende mate te voelen en ik besluit maar om relaxt richting finish te gaan. Het gat naar de groep voor mij wordt helaas langzaam weer groter en op de trap hoor ik achter mij iemand naderen. Het is 60+’er Richard Beldman en bij de doorkomst naar ronde vier is hij er voorbij. De doorkomst daar is 33’28”, dus een rondje van 11’33”. Een flink verval, ik had hier een halve minuut sneller willen zijn. Maar het is niet anders.
De laatste ronde loop ik in datzelfde tempo door, ik heb in de gaten dat er achter mij nog iemand nadert. Dat ga ik niet laten gebeuren en op de vlakkere stukken besluit ik weer wat tempo te gaan lopen. Op de trap schakel ik dan weer een tandje terug, daar heb ik genoeg marge voor. Bovenaan de trap pak ik zowaar Richard Beldman weer terug, maar die spaart zich volgens mij voor de 5 km die hij ook nog gaat lopen. Daarna volgt weer een stuk waar ik weer goed op tempo kan lopen en dan het laatste vervelende stuk door het bos merk ik dat ik voldoende voorsprong heb. Ik kan me in de laatste afdaling lekker laten uitbollen en op de finish aan gaan. Daar zie ik dat ik nog onder de 45 minuten kan finishen en met een kleine versnelling lukt dat, 44’59”. Dat is precies een halve minuut sneller dan in november.
Over de tijd ben ik dan ook tevreden, al had ik me die laatste twee ronden wat anders voorgesteld. Met een 15e plek overall zat ik ook redelijk voorin en mogelijk was dat, zonder die aanvaring met dat paaltje, zelfs top-10 geweest. Belangrijkste is dat ik weer zelfvertrouwen heb getankt naar de volgende wedstrijd toe, volgende week op de Woolderesloop: ik denk serieus dat ik daar weer een 38’er moet kunnen lopen. En die wond was inderdaad gelukkig redelijk oppervlakkig en heb ik weinig last van gehad na afloop.
Volledige uitslagen op de site van Het crosscircuit van het Oosten