De aanloop naar de marathon ging trouwens al niet zoals ik wilde. Ik draaide braaf mijn trainingen, maar waar geoefende marathonpuristen de 100km per week aantikten en hier zelfs ruim overheen gingen, bleef mijn omvang beperkt tot maximaal 30-40 kilometer per week. Deze zorg ook uitgesproken richting coach Frank Heldoorn bij de laatste evaluatie. Daarna is er wel iets opgeschaald, maar de maximale trainingsweek was 66 kilometer. Nu ben ik sowieso een voorstander van kwaliteit boven kwantiteit, dus heel erg zat het me ook niet dwars. Bij de loopjes die ik deze winter deed voelde het allemaal weer als vanouds makkelijk aan. Dus het zou wel goed komen was mijn verwachting.
Het was nog flink koud zo vroeg, -2ºC. Eenmaal aangekomen in Enschede parkeer ik de fiets in de fietsenstalling onder het hotel en begeef me naar de lobby. Daar krijg ik van mijn trainer en tevens wedstrijdleider Herman Moelard maar liefst twee startnummers. Ik prepareer de startnummerband met de gels die ik mee wil nemen en dan mogen we richting start-finishgebied, waar we een eigen tent hebben. Relaxed!
Dan is het nog ruim een uur wachten tot de start. Ik heb het dan vooral erg koud. Ik tik een bidon weg met ORS en in het laatste half uur doe ik niet zoveel, behalve rillen van de kou en wat praten met mede atleten. Iedereen heeft snode plannen, is uiterst geconcentreerd en ik voel me een beetje een vreemde eend in de bijt met mijn trainingsweken van 40 km max. Ik vraag me dan ook af of het doel van 2u57 realistisch is. Maar ik voorzie drie scenario’s: ik loop het tempo van 4’12”-4’13” heel makkelijk tot 30-32 kilometer en houd dat vol; of: daarna komen de problemen maar heb ik dermate marge opgebouwd dat ik nog steeds onder de 3 uur kan finishen; of: ik verlies nog meer, maar loop nog steeds een dik PR (dat op 3u06’33” staat).
Als het vlak voor tien uur is gaat het pak uit en begeef ik me naar de start. Koud! Maar eenmaal buiten de tent, in het startgebied, schijnt een heerlijk zonnetje dat aangenaam aanvoelt. Super om mooi vooraan te kunnen staan: achter ons staat een hek met daarachter alle andere lopers die straks een plekje vooraan proberen te bemachtigen. Alleen daarom is de status “genodigd” al bevoorrecht. Allemaal strakke gezichten om me heen: ik heb nauwelijks een warming up gedraaid dus wil vooral rustig starten en zie wel hoe de wedstrijd zich ontvouwt. Het eerste deel zal ik vooral warm moeten worden.
Als het startschot valt om exact 10:00 uur zet de massa zich in beweging. Ik heb eigenlijk vrij snel ruimte. Ik doe niet te gek, probeer een goed ritme te vinden en merk dat dat wel lastig is met koude spieren. De eerste kilometer met de rem erop gaat dan in 4’14”. De tweede noteer ik 4’10” en dan loopt Edwin Wentink naast me, oud-clubgenoot bij TC Twente. Die loopt de laatste twee jaar wat harder in wedstrijden, maar ik meen dat hij ook op 3 uur weg gaat en besluit hem even te volgen. Dat resulteert in twee kilometers van 4’04” en 4’08”. Veel te hard. Ik besluit weer een tandje terug te schakelen en laat het tempo na die vierde kilometer wat vieren. Na 20’50” passeer ik het vijf kilometer punt. Dat is tien tellen sneller dan het schema van 2u57.
In de volgende vijf kilometer doe ik het wat rustiger aan. De weg loopt licht omhoog en daarnaast probeer ik me na de te snelle start even te herpositioneren. Dat lukt door aansluiting te vinden bij Edwin Visserman uit Nijverdal. Hij is weggegaan op 3 uur en loopt een prima steady tempo met een fietsende begeleider naast zich. Na kilometers 4’15”, 4’12” en 4’18” neem ik bij het 8 kilometer punt de eerste gel. Daar dribbel ik even om het goed met water te kunnen wegspoelen. Dat kost even tijd, kilometer negen gaat in 4’27”, maar met 4’14” daarna kom ik na 42’18” door na 10 kilometer. Achttien tellen achter op het 2u57 schema.
(foto: Aly van Langen)
We zetten koers richting Lonneker. Het is wel fijn ook dat de halve marathon er nog tussen zit, maar echt veel lopers van de halve lopen er niet om ons heen. Ze lopen of sneller, of langzamer. Of zijn te snel begonnen, want we halen aardig wat lopers in. Kilometer elf noteer ik 4’09”, de volgende pak ik even weer wat water aan en is met 4’20” aan de trage kant. Met twee keer 4’11” en nog een 4’12” kom ik na 1h03’18” door op het 15 kilometer punt. Nog steeds achttien tellen achter op het 2u57 schema en inmiddels al over een derde van de afstand.
Edwin ben ik vlak na Lonneker dan kwijtgeraakt. We maken daarna een lus door de wijk Deppenbroek die wat groter aanvoelt dan ik op het kaartje had gezien. Ik loop dus weer alleen en met de lichte tegenwind lever ik weer wat tijd in. Een kilometer van 4’21” en 4’22” wordt daarna weer gevolgd door een 4’11”, 4’17” en 4’18”. Ik voel me nog opvallend fris en rol in die fase veel halve marathonlopers op die zichzelf hebben overschat. Doorkomst op twintig kilometer is dan 1u24’55”. Dat is inmiddels 55 tellen achter op het 2u57 schema, maar als dat de schade is over 20 kilometer kom ik nog steeds ruim onder de 3 uur uit.
Maar ik weet dat ik bij de volgende post tijd ga verliezen: daar wil ik ORS bereiden, dus zal ik even stoppen. Op het 21 kilometerpunt, halverwege, heb ik er 1u29’21” opzitten na weer een kilometer van 4’17”. Ik loop dan samen met een Duitser, maar die loopt door terwijl ik de tijd neem bij de waterpost. Er komen meerdere lopers langs, waaronder ook weer Edwin Visserman. Ik ben ongeveer een minuut kwijt bij die waterpost en na ook nog de derde gel te hebben ingenomen met water zet ik me weer in gang. Maar de souplesse van voor die tijd is weg.
Door de stop noteer ik dan een kilometertijd van 5’14”. Ongeveer 100 meter voor me loopt nu Edwin Visserman met zijn begeleider en daarachter nog 2-3 lopers. Ik kom niet dichterbij. Ik wil ook niet forceren, want ik moet nog 20 kilometer. Maar ik voel dan al dat de problemen tien kilometer te vroeg komen. Ik had op souplesse doorgewild tot kilometer 30-32 en als het daarna moeilijk wordt: part of the game. Maar dit is te vroeg. De kilometertijden spreken dan ook boekdelen: 4’23”, 4’21”, met drankstop kom ik op 4’30” en de doorkomst na 25 kilometer is dan 1h47’40”. Twee minuten en veertig seconden achter op mijn schema van 2u57 en inmiddels ook al een minuut achter op het schema van 3 uur. Dan zal ik terug moeten naar kilometers van 4’15”/4’16” en dat gaat niet gebeuren voel ik al. De bovenbeenspieren verstijven helemaal en tempo lopen wordt steeds lastiger. Tien kilometer te vroeg zoals gezegd.
Dan begin ik te rekenen in mijn hoofd. Mijn PR kan ik nog halen, maar als het verval doorzet wordt dat een lijdensweg. Misschien ben ik wel te bang voor de pijn, maar op dat moment vind ik het belangrijker om fit uit de race te komen. Er komen straks nog meer mooie wedstrijden. En dan voegt het niets toe om me hier naar de kloten gaan lopen voor een PR van een paar tellen (of die missen op een paar tellen). Als de benen nog wel goed hadden aangevoeld en ik had in een langzamer tempo probleemloos naar 3u10 kunnen lopen had ik dat wel gedaan. Maar de benen voelen niet meer soepel. Mijn fysieke en mentale fitheid zijn prima, maar mijn spierstelsel is hier niet mee in sync. Of zoals Frank Heldoorn het na afloop treffend verwoordde: de motor loopt goed, de carrosserie blijft achter.
Ik besluit daarom een sanitaire stop te maken (resulterend in een kilometer van 4’48”) waarna ik nog doortrek naar Lonneker. Mijn plan is om na Lonneker, bij het binnenkomen van Enschede, rechtdoor te gaan via Roombeek en dan rechtstreeks naar de finish. Ik noteer nog kilometers van 4’28”, 4’30” en 4’39” om vervolgens bij het 30 kilometerpunt de benen stil te houden.
Grappig is nog wel dat ik daarna weer op het halve marathon parcours kom, waar nog steeds lopers aanwezig zijn, bezig aan hun eerste ronde. Ik word dan ook hartstochtelijk aangemoedigd door de fantastische toeschouwers terwijl ik langs dribbel. Aan het einde van de busbaan vind ik het wel goed geweest en verlaat het parcours om rechtstreeks richting de finishtent te lopen. Een DNF. Nooit leuk, maar in dit geval had ik er weinig moeite mee omdat deze wedstrijd niet bepaald met hoofdletters in mijn agenda stond. Dat ik halverwege twee minuten sneller was dan vorig jaar op de losse halve is voor mij veel belangrijker: ik ben lopend weer sterker dan ik de afgelopen drie jaar ben geweest. En dat is winst.